Koelbloedig tussen de koeien

Amfi bieën en reptielen

Niels van Esterik

De Hekslootpolder is een karakteristiek"veenweidegebied met de daarbij behorende flora en fauna. Dus ook kikkers,want: een Hollandse wei zonder kikkers is toch niet denkbaar? Kikkers behoren samen met padden en salamanders tot de dierklasse van de amfi bieën. Nederland telt 14 soorten amfibieën en hiervan komen er vijf in de Hekslootpolder voor. In min of meer groot aantal kun je de volgende soorten aantreffen: kleine watersalamander, gewone pad, rugstreeppad, bruine kikker en het groene kikkercomplex dat bestaat uit drie moeilijk te onderscheiden soorten namelijk:de meerkikker, de poelkikker en de middelste groene kikker. Van de zes soorten inheemse reptielen is geen enkele in de Hekslootpolder gesignaleerd. Wel komen de laatste jaren meldingen binnen van waterschildpadden. Over deze exotische dieren volgen aan het eind van het hoofdstuk enkele opmerkingen. Op de grens van water en land Amfibieën zijn in de geschiedenis van het leven de eerste gewervelde dieren die de stap van water naar land hebben gemaakt. Voor de ontwikkeling van de embryo’s, die bij deze dieren nog buiten het moederlichaam plaatsvindt, is een watermilieu vereist. Amfi bieën hebben een dunne huid waardoor de dieren gevoelig zijn voor uitdroging. De meeste vind je daarom op vochtige plaatsen. Padden hebben een iets dikkere huid en kunnen ook in drogere omstandigheden worden gevonden. Amfi bieën zijn dieren die voor hun activiteiten afhankelijk zijn van de temperatuur buiten hun lichaam. Ze kunnen hun lichaamstemperatuur niet zelf regelen zoals vogels en zoogdieren. Dit betekent dat de winters hier te koud zijn om goed actief te kunnen blijven. Ze brengen de koudste maanden in volledige rust door: de winterslaap. Afhankelijk van de temperatuur duurt deze van het (late) najaar tot het vroege voorjaar. Bruine kikker,gewone pad en kleine watersalamander zijn bij niet vriezend weer in februari al present. Groene kikkers en rugstreeppad komen wat later tevoorschijn.

 

Kleine watersalamander

Wat is er leuker dan in het voorjaar gewapend met schepnet en emmer langs de slootkant te gaan en te vissen naar het waterleven? Tien tegen één dat na een paar keer scheppen tussen de rijke buit een salamander zit. Met een beetje geluk vang je er meer. In het voorjaar leven ze in het water waar de paring plaatsvindt en het vrouwtje eitjes aan de waterplanten afzet. Het volwassen mannetje heeft in deze tijd een bruiloftskleed met een fraaie rugkam en een oranjekleurige buik. Zoals meestal in het dierenrijk zijn de vrouwtjes eenvoudiger van uiterlijk. Vanaf maart tot in de zomer zijn de salamanders in het water te vinden. Daarna kruipen ze eruit om de rest van het jaar een verborgen leventje op het land te leiden. Dan zijn ze te vinden onder hout, stenen, in putten, schuurtjes en kelders. Uit de eitjes, die het vrouwtje stuk voor stuk aan de bladeren van waterplanten afzet, komen na een paar weken de larven die in de loop van de zomer van gedaante wisselen en uiteindelijk het water voor het land verruilen. Soms kunnen in het najaar nog larven worden gevonden die pas het volgende jaar de volwassen vorm krijgen. De kleine watersalamander is de enige soort salamander die in Zuid-Kennemerland en dus ook de Hekslootpolder, voorkomt. Aan de grootte van het water worden niet veel eisen gesteld maar begroeiing met waterplanten om de eitjes op af te zetten is wel belangrijk.

 

Bruine kikker

Van alle kikkersoorten stelt de bruine kikker de minste eisen aan zijn leefomgeving. Hij kan zich eigenlijk overal handhaven, zelfs in stadstuintjes waar hij zich voortplant in tuinvijvertjes en poeltjes. Overal in Europa komt deze kikker voor, zelfs tot binnen de poolcirkel. In vergelijking met zijn groene neven is de bruine kikker wat plomp en fors gebouwd. Hij kan zo’n 10 cm groot worden. De ogen staan aan de zijkant van de kop, terwijl die bij de groene kikkers meer bovenop staan. En natuurlijk is de bruine kikker bruin van kleur. Dit in tegenstelling tot de groene kikkers, die hun naam niet altijd eer aan doen. Er worden namelijk ook wel groene kikkers gevonden die bruin gekleurd zijn. Bij een zachte winter vaak al in februari, zijn de bruine kikkers in het water te vinden. Hier worden na een paar weken de eitjes in klompen, het kikkerdril, gelegd. Ze gaan daarbij niet bepaald luidruchtig te werk: de mannetjes laten een soort zacht geknor horen. Na de bruiloft vertrekken de dieren weer naar vochtige plaatsen op het land, waar ze de hele zomer te vinden zijn. Ze kunnen daar overwinteren, maar dit gebeurt ook wel in de bodem van de sloot.

 

De complexe groene kikkers 

Aan het einde van de lente en in de eerste helft van de zomer laten de koren van de groene kikkers van zich horen. Kenmerkend voor de groene kikkers zijn de kwaakblazen aan weerszijden van de kop. In de Hekslootpolder zijn de grootste concentraties te vinden in het westelijke deel richting Vondelweg. Bij de groene kikkers is sprake van twee nauw verwante soorten. Er is een grote soort, de meerkikker die vooral in de noordwestelijke helft van Nederland voorkomt. De poelkikker is een soort die kleiner blijft en als leefgebied met name de zandgronden in het oosten en zuiden heeft. Uit beide is op een natuurlijke manier een bastaard ontstaan. Deze bastaard wordt middelste groene kikker genoemd en komt verspreid over heel Nederland voor, vaak samen met een van de oorspronkelijke soorten. De verschillen tussen de oudersoorten en de bastaard zijn moeilijk waarneembaar. Aan de hand van uiterlijke kenmerken als grootte, kleur en lichaamsmaten kan een redelijke indicatie worden verkregen om welke het gaat. Uitsluitsel geeft echter pas de determinatie van de bloedeiwitten. 

Gewone pad

De gewone pad komt ongetwijfeld aan zijn naam omdat hij door vrijwel heel Nederland voorkomt. Ook in de stad is hij te vinden in tuinen, als er maar water is waar hij zich kan voortplanten. Voorwaarde is wel dat de leefomgeving op het land voldoende variatie biedt aan schuilmogelijkheden. Deze soort komt ieder voorjaar in het nieuws door de massale trek van de overwinteringplaatsen naar het water waar ze zich voortplanten. Hierbij worden soms autowegen gekruist waarbij het bestaan van vele padden onder de wielen eindigt. Op tal van plaatsen worden met vrijwilligers sinds jaar en dag overzetacties georganiseerd. Ook worden op strategische plaatsen wel tunneltjes onder de wegen aangelegd. In de Hekslootpolder hoeven ze niet over te steken omdat de geschikte leefomgeving van zowel land als water in hetzelfde gebied te vinden zijn. De gewone pad is aan de bovenzijde meestal bruin tot olijfkleurig maar soms is een exemplaar zelfs steenrood gekleurd. En de ogen van deze pad zijn prachtig koperkleurig!

 

Rugstreeppad

De rugstreeppad die qua afmetingen een slag kleiner is dan de gewone pad, heeft een groot aanpassingsvermogen. In onze contreien wordt hij vaak aangetroffen in de duinen, zelfs vlak achter de zeereep en op opgespoten land bij nieuwbouwwijken. In West-Nederland komt deze pad op veel plaatsen in grote aantallen voor. Op Europese schaal bekeken behoort Nederland zelfs tot de kerngebieden voor deze soort. De rugstreeppad is een echte pionier die in rap tempo zandige terreinen kan koloniseren. Zijn kwetsbare larvestadium duurt vrij kort zodat de rugstreeppad kan overleven in terreinen waar de poelen ’s zomers verdwijnen. De eieren zijn ook in brak water aangetroffen, hetgeen ook getuigt van het grote aanpassingsvermogen van deze paddensoort.De mannetjes laten zich vanaf april horen. Met hun grote kwaakblaas onder de keel produceren ze een ratelend geluid. Tot in de zomer zijn de padden in koren te beluisteren. 

Biotoopbeheer

Een beheer dat gunstig is voor amfibieën kenmerkt zich door het behouden of stimuleren van kleinschalige, gevarieerde begroeiing. En dat zowel in het water als op het land. Om de voortplantingsmogelijkheden van amfibieën te verbeteren, is bij de herinrichting van de Hekslootpolder een ‘paddenpoel’gegraven. Het biotoop moet verder voldoende schuilgelegenheid bieden tegen uitdroging en predatoren. Bijvoorbeeld (volks)tuintjes voldoen hier vaak aan door hun gevarieerde, rommelige beheer. De dieren vinden er wat ze nodig hebben: schuilplekken onder planken en stenen alsmede voldoende schaduw en bedekking tegen vijanden. Het schonen van sloten en vaarten kan het beste in september gebeuren. In het algemeen zijn dan geen larven meer aanwezig. Na deze verstoring hebben de dieren de gelegenheid om weg te kruipen en nog voor de winter een schuilplaats te zoeken.

 

Schildpadden in de sloot

Al sinds de jaren zestig worden kleine waterschildpadjes geïmporteerd uit Amerikaanse schildpaddenfarms om hun leven als huisdier te slijten in Europese huiskamers. De soort waar het tot voor kort vooral om ging was de roodwangsierschildpad . De laatste tijd worden ook verwante soorten als geelwangsierschildpad ingevoerd. Als ze in een groot aquarium terecht komen, kunnen ze mogelijk enkele jaren oud worden. Vele schildpadjes sterven echter vroegtijdig en degenen die het twijfelachtige geluk hebben om een flinke afmeting te bereiken, wacht veelal het opvangcentrum, de dierentuin of… een sloot of plas in de buurt. De dieren zijn nu eenmaal niet geschikt om als huisdier te worden gehouden. Op enkele plaatsen in de Hekslootpolder zijn de laatste jaren waterschildpadden gezien. Het zal duidelijk zijn dat deze dieren zijn losgelaten omdat de eigenaren zich er geen raad mee wisten. Het klimaat in Nederland is zeker niet optimaal voor de schildpadden. De Europese moerasschildpad, die vergelijkbare leefomstandigheden vraagt, heeft de rivier de Loire in Frankrijk als noordgrens van zijn verspreiding in West-Europa. Toch kunnen volwassen sierschildpadden in Nederland jarenlang overleven. Onze kwakkelwinters kunnen ze niet permanent in volledige rusttoestand doorbrengen gezien de wisselende temperatuur. Dit wordt ze op termijn vermoedelijk fataal omdat dit de dieren te veel energie kost. Tot voortplanting zal het niet komen, omdat de zomers niet warm genoeg zijn om de eieren te laten uitbroeden. Dit is een geruststelling gezien het feit dat vreemde planten en dieren in de natuur meestal de inheemse soorten bedreigen.